Invloed MS op de blaas

Wat is de invloed van MS op de blaas?

MS kan een verstoring in de aansturing van de blaasspier en de sluitspier veroorzaken door aantasting van de zenuwbanen. Het centrale zenuwstelsel is opgebouwd uit miljoenen zenuwcellen. Deze cellen zijn allemaal met elkaar verbonden via zenuwuitlopers. Deze uitlopers hebben een isolerende laag die myeline heet. Hier gaat het mis als je MS hebt: door ontstekingen in het zenuwstelsel beschadigt de myeline, een beschermlaagje rond je zenuwvezels. Dit betekent dat je hersenen prikkels en signalen niet goed meer kunnen verzenden en de signalen tussen je hersenen en blaas kan vervormen.  Dit leidt tot blaasdysfuncties. Type blaasproblemen die regelmatig voorkomen bij mensen met MS zijn;

  • Het niet kunnen ophouden van urine tot je bij het toilet bent,
  • Spontaan verlies van urine
  • Een overactieve blaas
  • Het niet kunnen (uit)plassen, moeilijk om te beginnen te plassen,
  • ’s Nachts vaker uit bed moeten om te plassen
  • Regelmatig urineweginfecties

Blaasproblemen kunnen schadelijk zijn voor het verloop van de ziekte en vervolgens een grote impact hebben op de kwaliteit van leven als ze niet worden behandeld2. Symptomen die verband houden met plassen kunnen een van de eerste tekenen zijn van MS, maar ze kunnen zich ook ontwikkelen in de loop van de ziekte.
Ongeveer 75-90%1 van de mensen met MS zal op een gegeven moment plasproblemen krijgen.

Urineweginfecties

Mensen met een neurogene blaas en retentie lopen een groter risico op het ontwikkelen van urineweginfecties (UWI) als gevolg van onvolledige lediging van de blaas3. Urineweginfecties bij mensen met MS kunnen vaak ernstiger zijn dan bij mensen die geen MS hebben. Vaak vlammen hun andere symptomen die bij MS worden ervaren op. 

Wisselwerking blaas & darmen

Er zijn verschillende onderzoeken die mogelijke synergieën tussen darm- en blaasfunctie in mensen met MS hebben onderzocht.  
Een studie met 175 patiënten (18,3% MS-patiënten) met een neurogene blaas onderzocht hoe de ernst van darmdisfunctie correleert met de ernst van blaasdisfunctie4. Patiënten met NBD-symptomen hadden in dit onderzoek ernstiger urine-incontinentie en urinewegsymptomen.  
Sampaio et al (2016)5 hebben ook aangetoond dat constipatie geassocieerd is met urinedisfunctie en een overactieve blaas (OAB).  In een onderzoek van Loening-Baucke V. 19976 werd aangetoond dat door de behandeling van constipatiesymptomen de urine-incontinentie significant verbeterde (dag en nacht) en het aantal terugkerende urineweginfecties significant verminderde. Charach G et al. 2001 hebben tevens aangetoond dat door de behandeling van constipatie, lagere urinewegdisfunctie (LUTD) significant verbeterde7
Hoewel de correlatie van blaas- & darmdisfunctie regelmatig is onderzocht, is deze wisselwerking nog niet algemeen bekend onder mensen met MS. 

Referenties
  1. www.msif.org/wp-content/uploads/2014/09/MS-in-focus-24-Bladder-and-bowel-issues-English.pdf.
  2. Castel-Lacanal E, Game X, De Boissezon X, Guillotreau J, Braley-Berthoumieux E, Terracol C, et al. Impact of intermittent catheterization on the quality of life of multiple sclerosis patients. World J Urol. 2013;31(6):1445-50.\
  3. Storme O, Tiran Saucedo J, Garcia-Mora A, Dehesa-Davila M, Naber KG. Risk factors and predisposing conditions for urinary tract infection. Ther Adv Urol. 2019;11:1756287218814382. 
  4. Cameron A P RGM, Gursky A, He C, Clemens J Q, Stoffel J T. The Severity of Bowel Dysfunction in Patients with Neurogenic Bladder. Journal of Urology, The. 2014;194(5):6.
  5. Sampaio C, Sousa AS, Fraga LG, Veiga ML, Bastos Netto JM, Barroso U, Jr. Constipation and Lower Urinary Tract Dysfunction in Children and Adolescents: A Population-Based Study. Front Pediatr. 2016;4:101.
  6. Loening-Baucke V. Urinary Incontinence and Urinary Tract Infection and Their Resolution With Treatment of Chronic Constipation of Childhood. Pediatrics. 1997;100(2):5.
  7. Charach G GA, Rabinovich P, Groskopf I, Weintraub M. Alleviating constipation in the elderly improves lower urinary tract symptoms. Gerontology. 2001;47:5.